Inroepen van een financieringsvoorbehoud bij koop

Bij de koop van onroerend goed neemt men in de koopovereenkomst vrijwel altijd een financieringsvoorbehoud op. De koper heeft daarmee, met de tussen partijen overeengekomen koopprijs, voldoende tijd om bij financiers te informeren of ze bereid zijn de benodigde financiering te verstrekken op basis van de financiële omstandigheden van de koper en de waarde van het over te dragen onroerend goed. Zo lang de termijn voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud nog loopt, kan de koper de koopovereenkomst kosteloos ontbinden als blijkt dat het niet lukt om de financiering rond te krijgen. Maar hoe zit het nu als de verkoper het idee heeft dat de koper onterecht een beroep doet op het financieringsvoorbehoud?

De rechtbank Noord-Nederland heeft in 2014 een uitspraak gedaan die antwoord geeft op diverse vragen rondom het al dan niet terecht inroepen van een financieringsvoorbehoud. Allereerst stelt de rechtbank vast, dat de koper dient aan te tonen dat zijn beroep op het voorbehoud terecht was; de koper wenst te worden bevrijd van zijn verplichtingen ten opzichte van de verkoper, en op hem rust daarmee de bewijslast dat hij al het mogelijke heeft gedaan om een financiering te verkrijgen.

In dit geval bevatte de koopovereenkomst de omschrijving dat een beroep op het voorbehoud “goed gedocumenteerd” moest zijn. “Goed gedocumenteerd” betekende, dat er minimaal drie afwijzingen moesten worden overgelegd van hypotheekverstrekkers bij een beroep op het voorbehoud. De rechtbank overweegt verder, dat een afwijzing slechts ter onderbouwing kan worden gebruikt als uit die afwijzing blijkt, dat sprake is geweest van een reële aanvraag. Als dat niet uit de afwijzing blijkt, moet de aanvraag worden bijgevoegd bij de stukken ter onderbouwing van het beroep op het financieringsvoorbehoud. Dat alles moet ook tijdig voor afloop van de termijn bij de verkoper terecht komen; een onderbouwing achteraf is niet voldoende volgens de rechtbank, omdat de verkoper op het moment dat het beding wordt ingeroepen moet kunnen beoordelen in hoeverre de koper terecht of onterecht een beroep op het financieringsvoorbehoud doet.

In dit concrete geval bevatte slechts één van de drie overgelegde afwijzingen meer dan alleen een enkele afwijzing, en waren de aanvragen niet bijgevoegd bij de andere twee afwijzingen waarmee de koper een beroep op het financieringsvoorbehoud wenste te doen. Een onderbouwing achteraf, bovendien niet afkomstig van de potentiële financiers zelf, was niet voldoende. De rechtbank stelde daarmee vast, dat de koper ten onrechte een beroep op het financieringsvoorbehoud had gedaan. Een kostbare zaak voor de koper, want die werd in dit geval veroordeeld tot betaling van een bedrag van bijna 50.000 euro.

Hoe kan Bowmer & Nuiten u helpen?

Zowel voor de koper als voor de verkoper van onroerend goed zijn er diverse valkuilen, ook nadat er handtekeningen onder de overeenkomst zijn gezet. Het al dan niet terecht inroepen van een financieringsvoorbehoud is daar één van, en een belangrijke bovendien. De tekst van de overeenkomst biedt vaak, maar niet altijd, een eerste aanknopingspunt voor de beoordeling van de vraag of het beroep terecht was of niet. De ervaring van onze advocaten met het adviseren en procederen over de ins en outs van de koop van onroerend goed komt daarbij dan goed van pas. Win tijdig advies in om problemen te voorkomen.

Voor vragen of meer informatie over dit artikel, kunt u contact opnemen met Jaap Wijnja.

Neem contact op